Wir verwenden Cookies, um die Benutzerfreundlichkeit dieser Webseite zu erhöhen (mehr Informationen).

Prof. Dr. Werner Gitt

Hoe kom ik in de hemel?

Die grundlegende Frage, die suchende Menschen sich stellen, wird hier von Prof. Dr. Werner Gitt beantwortet. "Wie findet man den Himmel?" Auf jeden Fall nicht durch eigene Anstrengungen oder Konzepte. "Was aber bringt uns wirklich in den Himmel?" Gott hat die Einladungen für den Himmel schon verteilt wie im Gleichnis des Menschen, der zu einem großen Fest Einladungen verschickte. Doch viele Menschen redeten sich heraus.

Prof. Dr. Gitt ruft dazu auf, nicht so "kurzsichtig" wie diese Leute zu sein. Jesus will uns vor der Hölle erretten und diese wird kein Vergleich zu der sogenannten "Hölle von Auschwitz" sein. Er hat am Kreuz für unsere Schuld bezahlt, wir müssen diese Einladung nur annehmen, dann ist ein Platz im Himmel "gebucht". Ein Entscheidungsgebet soll den Lesern dabei helfen.

Dieses Traktat eignet sich besonders gut zur Weitergabe an suchende Menschen!

8 Seiten, Best.-Nr. 120-27, Kosten- und Verteilhinweise | Eindruck einer Kontaktadresse


 Hoe kom ik in de hemel?

Veel mensen verdringen de vraag naar de eeuwigheid. Dat zie je zelfs bij diegenen, die over hun levenseinde nadenken. De Amerikaanse actrice Drew Barrymore speelde als kindsterretje in de science fiction film “E.T. the Extra-Terrestrial (1982)” een hoofdrol. Toen ze achtentwintig jaar was (geb. 1975) verklaarde ze: ‘wanneer ik vóór mijn katten sterven zou, dan mogen ze hen mijn as te vreten geven. Dan leef ik tenminste in mijn katten nog verder.’

Is deze onverschilligheid en kortzichtigheid ten opzichte van de dood niet ontzettend?

In de tijd van Jezus kwamen veel mensen naar Hem toe. Hun redenen daarvoor waren bijna altijd op aardse zaken gericht:

  •  Tien uitgestoten melaatsen wilden gezond worden (Lukas 17:13),
  •  Blinden wilden kunnen zien (Mattheűs 9:27),
  •  Iemand verwachtte hulp bij de strijd om een erfenis (Lukas 12:13-14),
  •  Farizeeën stelden de strikvraag, of ze de keizer belasting zouden moeten betalen of niet (Mattheűs 22:17).

Slechts weinig mensen kwamen bij Hem om van Hem te horen, hoe men in de hemel komt. Een hooggeplaatst persoon vroeg Hem: “goede meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?” (Lukas 18:18). Hem werd gezegd wat hij moest doen, namelijk: alles te verkopen waaraan zijn hart zich verpand had en Jezus volgen. Omdat hij zeer rijk was, vond hij het te moeilijk om deze raad op te volgen en zo gaf hij de hemel op.

Er waren ook mensen, die helemaal niet op zoek waren naar de hemel, maar die er in de ontmoeting met Jezus bij bepaald werden. En onmiddellijk namen ze het aan. Zo verlangde Zacheűs ernaar om Jezus te zien. Maar hij kreeg meer dan hij verwacht had. Na het bezoek van Jezus bij Zacheűs thuis vond hij – bij wijze van spreken tussen neus en lippen door – de hemel. Jezus zei tegen hem: “vandaag is dit huis redding ten deel gevallen” (Lukas 19:9).

Hoe vind je de weg naar de hemel?

Na wat hiervoor gezegd is kunnen we vaststellen:

  • Het hemelrijk is op iedere gewone dag te vinden. Dat is goed om te weten, want zo wordt het ook voor u, lezer mogelijk om vandaag het eeuwige leven bij God te ontvangen.
  • Het verwerven van het hemelrijk is niet gekoppeld aan enige verdienste van onze kant.
  • Het hemelrijk kan men volkomen onvoorbereid ontvangen.

Onze eigen ideeën over hoe we in de hemel kunnen komen zijn doorgaans fout, wanneer wij niet uitgaan van wat God ons daarover gezegd heeft. Een Schlagerzangeres zong in een lied over een clown die na jarenlang in het circus gewerkt te hebben stopte: “hij komt zeker in de hemel, want hij maakte de mensen aan het lachen.” Een rijke dame liet een armenhuis bouwen, waar 20 vrouwen vrij konden wonen. Ze had slechts één voorwaarde: de vrouwen moesten zich verplichten, om iedere dag een uur lang voor haar zielenheil te bidden.

Wat brengt ons werkelijk in de hemel?

Om deze vraag afdoende te kunnen beantwoorden, heeft Jezus ons een gelijkenis verteld. In het Evangelie van Lukas, hoofdstuk 14 vers 16, spreekt hij van een mens (in deze gelijkenis een beeld van God), die een groot feest (in deze gelijkenis een beeld van de hemel) geven wil en allereerst uitnodigingen op naam rondstuurt. De reacties zijn alle zeer ontmoedigend. De één na de ander laat zich verontschuldigen. De eerste zegt: “ik heb een stuk land gekocht …”, de tweede: “ik heb vijf paar ossen gekocht …”, de derde: “ik ben pas getrouwd en kan dus niet komen.” Jezus sluit de gelijkenis af met het oordeel van de Gastheer: “Ik zeg jullie: niemand van degenen die eerst uitgenodigd waren, zal van mijn feestmaal proeven!” (Lukas 14:24).

Hieruit blijkt dat men de hemel noch winnen, noch verliezen kan. Het punt waar het om draait is het aannemen of afslaan van de uitnodiging. Kan het eenvoudiger? Als velen ooit van de hemel uitgesloten zullen worden, dan is dat niet omdat zij de weg niet gekend hebben, maar omdat zij de uitnodiging afgeslagen hebben.

De drie in de gelijkenis genoemde personen zijn geen voorbeeld voor ons, want geen van hen neemt de uitnodiging aan om op het feest te komen! Gaat het feest dan nog wel door? Zeker! Na de afzeggingen stuurt de Gastheer overal uitnodigingen rond. Nu geen luxe kaarten meer. Nu luidt de oproep simpelweg: ‘Kom!’ Voor ieder, die zich laat uitnodigen is er plek op het feest. En wat gebeurt er? De mensen komen – zelfs in grote aantallen. Na enige tijd bemerkt de Gastheer dat er nog plaatsen onbezet zijn! Hij zegt tot zijn dienaren: ga weer op weg! Nodig meer mensen uit!

Hier aangekomen zou ik de gelijkenis op onszelf willen toepassen, want het slaat precies op de situatie van vandaag. Er is nog plaats in de hemel en God roept je toe: ‘Kom, neem je plek in de hemel in! Wees wijs en richt je op de eeuwigheid! Doe het vandaag!’

De hemel is onvoorstelbaar mooi en daarom vergelijkt de Heer Jezus hem met een groot feest. In de eerste brief aan de Korintiërs (hfdst. 2:9) staat daarover: “wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie Hem liefheeft.” Niets, maar dan ook niets op deze aarde, is ook maar enigszins te vergelijken met de hemel. Zo prachtig is het daar! De hemel mogen we niet aan ons voorbij laten gaan, daarvoor is hij te groots.

Eén heeft voor ons de Poort naar de hemel open gemaakt. Dat is Jezus, de Zoon van God! Aan Hem hebben we het te danken dat het zo eenvoudig is om er te komen. Het komt slechts op onze wil aan. Alleen hij die zo kortzichtig is als de drie personen uit de gelijkenis, neemt de uitnodiging niet aan.

Redding komt door Jezus Christus

In het boek Handelingen (hfdst. 2:21) staat een belangrijk vers: ”dan zal ieder die de naam van de Heer [Jezus] aanroept worden gered.” Dat is de kernboodschap van het Nieuwe Testament. Toen Paulus gevangen zat in Filippi, kwam hij in gesprek met de gevangenbewaarder ook op dit punt uit: “geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden, u en uw huisgenoten” (Handelingen 16:31). Deze woorden zijn kort en krachtig, maar tegelijkertijd diep en levensveranderend. Nog diezelfde nacht komt de gevangenbewaarder tot geloof in Jezus.

Er is één ding dat we beslist moeten weten: Jezus wil ons afhouden van de weg die tot onze ondergang leidt, de hel. Over hemel en hel zegt de Bijbel, dat mensen er de eeuwigheid zullen doorbrengen. De ene plek is prachtig, de andere een verschrikking. Een derde plek is er niet. Vijf minuten na het sterven zal niemand meer zeggen: met de dood is alles voorbij. Jezus maakt het verschil. Waar we de eeuwigheid doorbrengen hangt van slechts één Persoon af: Jezus – en van onze relatie tot Hem!

Toen ik voor een serie lezingen door Polen reisde, bezochten we het voormalige concentratiekamp Auschwitz. Verschrikkelijke dingen hebben zich daar tijdens de Tweede Wereldoorlog afgespeeld. Van 1942 tot 1944 werden hier meer dan 1,6 miljoen mensen, voornamelijk Joden, vergast en daarna verbrand. In de literatuur spreekt men over ‘de hel van Auschwitz’. Ik dacht hierover na toen wij, tijdens een rondleiding met een gids bij een gaskamer kwamen, waar per keer 600 mensen tegelijk omgebracht werden. Het was een ontzettende ervaring. Maar was dat werkelijk ‘de hel’?

Het was voor ons slechts mogelijk de gaskamer te bezoeken, omdat deze verschrikking sinds 1945 gestopt is. Nu is het gebied voor bezichtiging vrijgegeven en niemand wordt er meer gekweld of vermoord. De gaskamers van Auschwitz waren tijdelijk. Maar de hel waar de Bijbel over spreekt is eeuwig.

In de entreehal van het huidige museum trof mijn blik een tekening van een kruis met het lichaam van Christus. Een gevangene had zijn hoop op de gekruisigde Christus met een spijker in de muur gekrast. Ook deze kunstenaar stierf in een gaskamer. Maar hij kende de Redder Jezus. Hij stierf weliswaar op een vreselijke plaats, maar voor hem stond de hemel open. Uit de hel echter, waarvoor de Heer Jezus in het Nieuwe Testament zo nadrukkelijk waarschuwt (bijv. Matth. 7:13, Matth. 5:29-30, Matth. 18:8), kun je niet ontvluchten en is er geen redding mogelijk wanneer de mens daar eenmaal is beland. Omdat de hel – in tegenstelling tot Auschwitz – eeuwig in bedrijf is, kan ze ook nooit bezichtigd worden.

Ook de hemel is eeuwig. En dát is de plaats, waar God ons wil brengen. Daarom, laat u uitnodigen om in de hemel te komen. Roep de naam van Jezus aan en boek daarmee de hemel! Na een lezing vroeg een vrouw mij opgewonden: ‘kun je de hemel wel boeken? Dat klinkt zo naar een reisbureau!’ Ik antwoordde haar: ‘Wie niet geboekt heeft komt niet op zijn bestemming. Wanneer u naar Hawaï wilt, hebt u ook een geldig vliegticket nodig.’ Ze vroeg: ‘maar het ticket moet toch betaald worden?’

O ja, maar het ticket naar de hemel ook! Het is echter zó duur, dat niemand van ons het betalen kan. Onze zonde maakt dat onmogelijk. God duldt geen zonde in zijn hemel. Wie na dit leven de eeuwigheid bij God wil doorbrengen, moet eerst van zijn schuld bevrijd worden. Deze bevrijding kon slechts door Iemand zonder zonde bewerkt worden – en deze Persoon is Jezus Christus. Hij alleen is in staat te betalen. En Hij heeft met zijn bloed betaald, door zijn dood aan het kruis.’

En wat moet ík nu doen om in de hemel te komen?

Ook aan ons is Gods uitnodiging tot redding gericht. Nadrukkelijk nodigen vele Bijbelteksten ons uit om op Gods roep te reageren:

  • “Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan” (Lukas 13:24).
  • “Kom tot inkeer, want het koninkrijk van de hemel is nabij” (Mattheűs 4:17).
  • “Ga door de nauwe poort naar binnen. Want de brede weg, die velen volgen, en de ruime poort, waar velen door naar binnen gaan, leiden naar de ondergang. Nauw is de poort naar het leven, en smal de weg ernaartoe, en slechts weinigen weten die te vinden” (Mattheűs 7:13-14).
  • “win het eeuwige leven, waartoe je geroepen bent …” (1 Tim. 6:12).
  • “Geloof in de Heer Jezus en u zult gered worden” (Handelingen 16:31).

Dit zijn alle zeer indringende uitnodigingen die proberen ons wakker te schudden. Je proeft in deze teksten de ernst, de stelligheid en urgentie. Wij kunnen hier deze uitnodiging voor de hemel met een gebed beantwoorden. Vrij geformuleerd kan dat zijn:

“Here Jezus, ik heb vandaag gelezen, dat ik alleen door U in de hemel kan komen. Ik zou graag bij U in de hemel zijn. Red mij daarom van de hel, waar ik eigenlijk vanwege al mijn schuld terecht zou moeten komen. Omdat U zoveel van mij houdt, bent U ook voor mij aan het kruis gestorven en hebt daar de straf voor mijn zonde op U genomen. U kent al mijn schuld – van mijn kinderjaren af. U kent iedere zonde, alles waar ik mij nu van bewust ben, maar ook alles wat ik allang vergeten ben. U kent iedere overweging van mijn hart. Voor U ben ik een opengeslagen boek. Zoals ik ben, kan ik niet bij U in de hemel komen. Ik vraag U, vergeef mij mijn zonden, ik heb er berouw over. Kom nu in mijn leven en maak mij nieuw. Help mij, alles los te laten wat U niet eert en geef mij nieuwe gewoonten, die door U gezegend worden. Open uw Woord voor mij, de Bijbel. Help mij, zodat ik begrijp wat U mij zeggen wilt en geef mij een gehoorzaam hart, zodat ik dat doe wat U bevalt. Wees vanaf nu mijn HEER. Ik wil U volgen, laat mij de weg zien die ik moet gaan op alle gebieden van mijn leven. Ik dank U, dat U mij verhoord hebt, dat ik nu een kind van God ben, dat eenmaal bij U in de hemel zal zijn. Amen.”

Direktor und Professor
Dr.-Ing. Werner Gitt