Wir verwenden Cookies, um die Benutzerfreundlichkeit dieser Webseite zu erhöhen (mehr Informationen).

Prof. Dr. Werner Gitt

Weerlegging van de evolutie door natuurwetten

Viele Menschen gehen davon aus, dass das Leben auf der Erde durch Evolution entstanden ist und meinen, dass dies wissenschaftlich bewiesen sei. Anhand der Naturgesetze der Information stellt Prof. Dr. Werner Gitt sechs Schlussfolgerungen auf, die eindeutig die Möglichkeit der Entstehung des Lebens durch Evolution ausschließen.

"Die stärkste Argumentation in der Wissenschaft ist immer dann gegeben, wenn Naturgesetze angewandt werden, um einen Vorgang oder eine Idee zu begründen oder auch zu widerlegen. In allen Lebewesen finden wir eine geradezu unvorstellbare Menge an Information, die unbedingt erforderlich ist für die Baupläne der Individuen und für die Steuerung aller komplexen Vorgänge in den Zellen. Mit Hilfe der Naturgesetze der Information werden wir nachweisen, dass jegliche Information, und damit auch die biologische Information, einen intelligenten Urheber benötigt."

10 Seiten, Best.-Nr. 131-27, Kosten- und Verteilhinweise | Eindruck einer Kontaktadresse


Weerlegging van de evolutie door natuurwetten
Natuurwetten over informatie en hun conclusies

De sterkste argumentatie in de wetenschap wordt gegeven, als natuurwetten toegepast worden, om een proces of een idee te staven en ook te weerleggen. In alle levende wezens vinden we een onvoorstelbare hoeveelheid aan informatie, die beslist vereist is voor de bouwplannen van de individuen en voor de aansturing van alle complexe processen in de cellen. Met behulp van de natuurwetten van de informatie zullen we aantonen dat elke informatie, en daarmee ook de biologische informatie, een intelligente Schepper nodig heeft.

Wat is een natuurwet?

Als er in onze waarneembare wereld de algemene geldigheid van stellingen op een reproduceerbare manier steeds bevestigd wordt, dan spreekt men van een natuurwet. De natuurwetten bezitten in de wetenschap de sterkste gewichtigheid, want

  • ze kennen geen uitzondering.
  • ze beantwoorden de vraag of een denkbeeldig proces überhaupt mogelijk is of niet.
  • ze bestaan altijd al, en wel onafhankelijk van hun ontdekking en formulering door mensen.
  • ze kunnen steeds met succes ook op onbekende gevallen worden toegepast.

Onder de natuurwetten verstaan we normaal gesproken de natuurkundige en chemische wetten. Wie meent dat onze wereld alleen met materiële groottes beschrijfbaar is, beperkt zijn waarneming. Ook de niet-materiële groottes bijv. de informatie, de wil en het bewustzijn behoren tot onze werkelijkheid. Natuurwetten voor niet-materiële groottes vervullen dezelfde strenge criteria als die voor materiële groottes en zijn daarom in hun conclusies ook van grote betekenis.

Definitie van informatie en haar natuurwetten

Om de natuurwetten van de informatie te kunnen beschrijven en een onbekend systeem te kunnen analyseren, heeft men een geschikte en exacte definitie nodig:

Informatie is altijd dan aanwezig, wanneer in een waarneembaar systeem alle vijf volgende hiërarchische niveaus voorkomen: statistiek, syntaxis (code, grammatica, woordenschat), semantiek (betekenis), pragmatiek (handeling) en apobetiek (doelstelling, resultaat).

De vier natuurwetten over informatie (NGI) luiden:

NGI-1: Een materiële grootte kan geen niet- materiële grootte doen ontstaan.

NGI-2: Informatie is een niet-materiële grootte.

NGI-3: In statistische processen (= processen zonder sturende intelligentie) kan geen informatie ontstaan.

 NGI-4: Informatie kan uitsluitend door een intelligente zender ontstaan. Een intelligente zender beschikt over bewustzijn, is uitgerust met een eigen wil, is creatief, denkt zelfstandig en werkt doelbewust.

Hieronder worden met behulp van de natuurwetten zes belangrijke conclusies getrokken.

Zes verstrekkende conclusies

Nadat de natuurwetten van de informatie ons bekend zijn, kunnen we deze gericht en effectief voor verstrekkende conclusies gebruiken. Omdat onze vragen echter boven de wetenschappelijke, mogelijke antwoorden uitgaan, hebben wij een hogere informatiebron nodig, en deze is voor mij als christen de Bijbel. Hieronder noemen we eerst de wetenschappelijke conclusie op grond van de natuurwetten en aansluitend geven we de Bijbelse verwijzing, die het wetenschappelijk resultaat bevestigt of zelfs daarboven uitgaat.

Conclusie C1:

Omdat wij in alle vormen van het leven een code (DNA-moleculen resp. RNA-moleculen) en de andere niveaus van informatie aantreffen, bevinden we ons ondubbelzinnig binnen het definitiegebied van informatie. Dus kunnen we daaruit concluderen: Er moet daartoe een intelligente Zender zijn! (Toepassing van NGI-4)

Omdat er geen aantoonbaar proces door waarneming of experiment in de materiële wereld is, waarbij vanzelf informatie in de materie is ontstaan, geldt dat ook voor al die informatie in het levende wezen. Dus vereist NGI-4 ook hier een intelligente Schepper, Die de programma’s ‘schreef‘. De conclusie C1 is dus een bewijs van het bestaan van God en ook een wetenschappelijke weerlegging van het atheïsme.

Conclusie C2:

De informatie, die in het DNA-molecule is gecodeerd, overtreft al onze huidige technologieën. Omdat geen mens als zender in aanmerking komt, moet deze buiten onze zichtbare wereld gezocht worden. We kunnen daaruit opmaken: De zender moet niet slechts uiterst intelligent zijn maar over oneindig veel informatie en intelligentie beschikken, dat betekent: Hij moet alwetend zijn. (Toepassing van NGI-1, NGI-4)

Als we zouden aannemen dat deze Zender (Maker, Schepper, God) in Zijn intelligentie beperkt zou zijn, dan had Hij een god boven hem nodig, die Hem heeft onderwezen. Omdat deze ook wederom een leraar nodig had, komen we op oneindig veel goden, waarbij de ‘laatste’ door het voortdurend optellen tot een onbegrensde kennis zou komen, dus alwetend zou zijn. Het logische gelijkwaardige alternatief is om slechts één enkele God aan te nemen. Maar dan moet deze oneindig intelligent zijn en oneindig veel informatie ter beschikking hebben. Hij moet dus alwetend zijn.

Het tweede alternatief onderwijst ook de Bijbel ons. Er is slechts één God: ‘Ik ben de Eerste en Ik ben de Laatste en buiten Mij is er geen God’ (Jesaja 44:6). Wanneer deze God alwetend (C2!) is, dan heeft Hij kennis over alle dingen in de tegenwoordige tijd, in het verleden en ook in de toekomst. Maar wanneer Hij ook alle dingen aan de andere kant van alle tijdelijke grenzen weet, dan moet Hij Zelf eeuwig zijn! Dat staat ook in Psalm 90:2; Jesaja 40:28 en Daniël 6:27.

Conclusie C3:

Omdat de Zender

  • de informatie geniaal heeft gecodeerd, die wij in de DNA-moleculen aantreffen,
  • de complexe biologische machines moet hebben geconstrueerd, die de informatie decoderen en al de processen tot biosynthese uitvoeren,
  • en ook bij alle levende wezens elk detail gevormd en alle bekwaamheden moet hebben geprogrammeerd,

kunnen wij concluderen dat de Zender dit alles zo gewild heeft en dat Hij heel machtig moet zijn.

Bij de vorige conclusie C2 konden wij op de grondslag van natuurwetten vaststellen, dat de Zender (Schepper, God) alwetend en eeuwig moet zijn. Nu stellen we de vraag naar de grootte van Zijn macht. Met toepassing van dezelfde logica zoals bij C2 komen we tot het resultaat, dat Hij almachtig moet zijn.

Dit betuigt ook de Bijbel: ‘Ik ben de alfa en de omega, zegt de Heer God, Hij die is en die was en die komt, de Almachtige’ (Openbaring 1:8).

Conclusie C4:

Omdat wij mensen in staat zijn om nieuwe informatie te creëren, kan ze niet van ons materiële deel (lichaam) afkomstig zijn. We kunnen daaruit concluderen: De mens moet een niet-materiële component hebben (ziel, geest). Daarmee is ook het idee van het materialisme weerlegd. (Toepassing van NGI-1, NGI-2)

In de evolutie- en moleculaire biologie wordt uitsluitend materialistisch gedacht. Met behulp van de informatiestellingen laat het materialisme zich als volgt weerleggen: Wij allen hebben de bekwaamheid om nieuwe informatie (bijv. brieven, boeken) – dus een niet-materiële grootte - te produceren. Omdat materie dit niet kan (NGI-1), is naast ons (materiële) lichaam nog een niet-materiële component vereist en dat is de ziel. In 1 Thessalonika 5:23 bevestigt de Bijbel deze conclusie: ‘Moge nu de God van de vrede Zelf u geheel en al heiligen en moge geheel uw geest en ziel en lichaam onberispelijk bewaard worden bij de komst van onze Heer Jezus Christus’.  Het lichaam is het materiële deel van de mensen, terwijl de ziel en de geest niet-materieel zijn.

Hersenen: Vanwege de materialistische denkwijze in de natuurwetenschappen werken de onderzoekers met het uitgangspunt: ‘Ons brein is de bron van de informatie’. Deze voorstelling is verkeerd, want ons brein is materie en kan vanwege NGI-1 geen informatie produceren. De hersenen kunnen dus niet de bron van de informatie zijn. Het is slechts een informatieverwerkende machine, maar wel een uiterst complexe.

Conclusie C5:

Omdat informatie de fundamentele component van al het leven is, die niet van materie en energie kan afstammen, is er een intelligente Zender vereist. Maar omdat alle theorieën van de chemische en biologische evolutie eisen, dat de informatie alleen van materie en energie stammen (geen zender), kunnen we concluderen, dat al deze theorieën en concepten van de chemische en biologische evolutie (macro-evolutie) VERKEERD moeten zijn. (Toepassing van NGI-1, NGI-2)

De evolutieleer probeert het leven alleen op natuurkundig en chemisch niveau te verklaren. De natuurwetten van de informatie sluiten het idee van een macro evolutie – dus de weg van de oercel tot op de mens – uit.  Het evolutiesysteem blijkt met het oog op de informatiestellingen een ‘Perpetuum mobile’ (iets onmogelijks) te zijn.

Micro evolutie, dus aanpassingen binnen een soort (bijv. de Darwin-vinken met verschillende snavelvormen), is waarneembaar. De daartoe vereiste informatie is bijgevolg ook niet in de materie ontstaan, maar berust op programmavertakkingen, die de Schepper in Zijn alwetendheid al van te voren heeft bepaald.

Het scheppingsverhaal beklemtoont negenvoudig herhalend, dat de onvoorstelbare veelvoudigheid van al het leven heel specifiek – een ieder naar zijn aard – geschapen werd. Ook hier is geen spoor van evolutie zichtbaar.

Conclusie C6:

Omdat het levende een niet-materiële grootte is, kan de materie het niet voortgebracht hebben. Daaruit concluderen wij: Er is geen proces in de materie, dat van levenloosheid tot leven wordt gewekt. Zuiver materiële processen kunnen noch op de aarde, noch ergens anders in het heelal tot leven leiden. (Toepassing van NGI-1)

Dat, wat het levende (of het fenomeen ‘leven’) van een levend wezen bepaalt, is evenzo van niet-materiële aard zoals informatie. Zoals de conclusie C6 laat zien, kan met behulp van deze nieuwe benadering het spontane ontstaan van het leven in de materie uitgesloten worden.

Het zoeken naar leven op andere hemellichamen is daarom een doelloze onderneming.

Samenvatting

Met behulp van de informatiewetten konden wij meerdere wijdverbreide ideeën weerleggen, namelijk:

  • de zuiver materialistische denkwijze in de natuurwetenschappen.
  • alle gangbare evolutievoorstellingen (chemische, biologische evolutie).
  • het materialisme (bijv. het materialistische mensbeeld).
  • het atheïsme.

We konden verder nog bewijzen,

  • dat de, door de natuurwetten van de informatie vereiste Schepper van het leven (Schepper, God) moet bestaan.
  • dat deze Schepper alwetend en eeuwig moet zijn.
  • dat Hij almachtig moet zijn.
  • dat de mens een niet-materiële component (ziel) moet hebben.
  • dat onze hersenen niet de bron van de door ons geproduceerde informatie kunnen zijn.

Wie is de Zender, wie de Schepper?

We komen nu bij een belangrijke vraag: wie is de Zender van de biologische informatie en wie is de Schepper van al het leven? God de Vader gaf de scheppingsopdracht aan Zijn Zoon, de Heer Jezus en daarom staat er van de Heer Jezus in het Nieuwe Testament: (Kolosse 1:15-17): ‘Hij is het beeld van de onzichtbare God … Want in Hem zijn alle dingen geschapen in de hemelen en op de aarde, de zichtbare en de onzichtbare, … Alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen. En Hij is vóór alle dingen en alle dingen bestaan samen in Hem’.

In onze wereld bestaat er dus niets, wat niet door de Heer Jezus geschapen werd: het reusachtige heelal hoort ook daarbij net zoals elke microbe, elke mier, elke giraffe en ook ieder mens.

Een adembenemende gedachte

De Heer Jezus is Degene, Die vanaf alle eeuwigheid was en Die de Koning van de hemel is. Aan Hem is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde (Mattheüs 28:18). Kunnen wij de volgende adembenemende gedachte bevatten? De Man aan het kruis op Golgotha en de Schepper van deze wereld en al het leven is één en dezelfde Persoon! In Zijn onuitwisbare liefde tot ons liet Hij Zich vanwege onze zonden kruisigen en verweerde Zich niet, om voor ons de deur van de hemel te openen. Wie dat verwerpt, verliest alles: ’Hoe zullen wij ontkomen, als wij zo’n grote behoudenis veronachtzamen?’ (Hebreeën 2:3). Wie Hem aanneemt, wint alles, want de Heer Jezus zei: ‘Wie Mijn Woord hoort en gelooft Hem Die Mij gezonden heeft, die heeft eeuwig leven en komt niet in het oordeel, maar is uit de dood overgegaan in het leven’ (Johannes 5:24). Vraag de Heer Jezus om vergeving voor al uw zonden, zodat u in het oordeel van God kunt bestaan. Neem Hem als uw persoonlijke Schepper en Redder aan en volg Hem.

Dir. en Professor
Dr. Ing. Werner Gitt